Pieter Waterdrinker over Céline
We spreken elkaar nog geen week nadat hij het manuscript van Céline bij zijn uitgever heeft ingeleverd. Terwijl hij een paar dagen vakantie viert, blikt Pieter Waterdrinker via Teams voor het eerst terug op het wordingsproces van het boek. Dat het over Oekraïne en Rusland moest gaan, was onvermijdelijk, zegt hij: “Voor mij is het een noodzakelijk boek. Vanaf de Maidanprotesten in Kiev tot de bezetting van de Krim en de start van de oorlog in Oost-Oekraïne: ik ben overal bij geweest. Als getuige. Sinds het begin van de oorlog is er maar een handvol Nederlanders die zowel in Oekraïne als in Rusland is geweest en ik ben een van hen. Als schrijver zou ik geen knip voor de neus waard zijn als ik er dan niet over zou schrijven.”
Als het verhaal begint, zit hoofdpersoon Anatoli Chitrov met zijn katje Céline in Parijs. Rechtstreeks van het front in Oekraïne ging hij terug naar Amsterdam voor zijn grote liefde: operazangers Zita. Maar daarna loopt alles anders dan hij had gehoopt. Terwijl hij door Parijs dwaalt, denkt Anatoli – koosnaampje Tolja – terug aan zijn jeugd in Terneuzen, zijn grote liefde, zijn traumatische ervaringen aan het front en het Europa waarin hij opgroeide en volwassen werd. Ondertussen wordt hij beschuldigd van oorlogsmisdaden en is een aantal invloedrijke mannen naar hem op zoek. De vele gebeurtenissen, geschiedenissen en personages geven het boek vaart. Het verhaal is spannend maar tegelijk neemt Waterdrinker ook de tijd voor filosofische vragen en de vraag: hoe leef je in tijden van oorlog?
Alweer drie jaar geleden viel Rusland Oekraïne binnen en vluchtten jij en je vrouw halsoverkop uit jullie huis in Sint-Petersburg. Daarna ben je nog één keer in Rusland terug geweest en bezocht je ook Oekraïne. Wilde je er een roman over schrijven?
“Daar was ik toen niet mee bezig. Ik volgde dag en nacht het nieuws over die oorlog, ik ken beide landen goed en heb vrienden in zowel Rusland als Oekraïne. Ik voelde de behoefte om naar Oekraïne te gaan en met eigen ogen te zien wat er gebeurde, met mensen te spreken. Twee keer ben ik er geweest, samen met Olaf Koens, schrijver en correspondent van RTL en de Volkskrant. De eerste keer was het mei, we reden in ons T-shirtje en opeens stuitten we op wegblokkades en floten de kogels ons om de oren. Een oorlog is zoiets krankzinnigs. Als je er rondloopt geloof je gewoon niet dat je je in een oorlog bevindt.”
In een eerder interview voor VOL van Boeken zei je: “Dit is geen tijd voor fictie.” Toch kom je nu weer met een roman.
“Al mijn fictie heeft ook een groot autobiografisch gehalte. Zeker wat het decor betreft. Tsjaikovskistraat 40 is een puur autobiografische roman, waarin ons huis in Sint-Petersburg centraal staat. Van huis en haard is een verslag van het eerste jaar nadat we daar weg moesten. Het idee voor Céline ontstond in Parijs. Toen ik net terug was uit Oekraïne, verbleef ik daar een aantal dagen en hoorde ik overal Russisch spreken. Er liepen zowel Russen als Oekraïners rond. Sommigen waren vluchtelingen, anderen rijke Russen die zich daar vermaakten. Ik zag ze op terrassen een glas bier van twaalf euro bestellen terwijl hun landgenoten op datzelfde moment oorlogsmisdaden begingen of er slachtoffer van werden. Zo begon in mijn hoofd het decor voor deze roman te ontstaan.”
Het is een bijna caleidoscopische roman. Over oorlog en vrede, over liefde en verraad, over het Nederland van nu en het Europa van de toekomst.
“Ik probeer hoog te grijpen. Dat kan misgaan, maar ik voelde de noodzaak om een boek te schrijven dat meeslepend is, maar ook iets zegt over onze tijd en ons wellicht de ogen opent.”
De ogen opent voor de gruwelen van de oorlog, bedoel je?
“Dat niet alleen. Het laatste wat ik wilde was een oorlogsroman schrijven. Die moeten worden geschreven door Russen en door Oekraïners. Mijn boek gaat over wat er de afgelopen dertig jaar in Europa is gebeurd. Anatoli loopt met zijn katje rond in Parijs en is eigenlijk verbijsterd dat niemand weet wat hij kort ervoor heeft meegemaakt. Heel Europa, de hele wereld, spreekt nu over de oorlog, maar eigenlijk weten wij helemaal niet wat oorlog betekent. Sterker nog, we doen net alsof die er niet is. Daarom moest dit boek er komen. Om het voor mezelf een plaats te geven, maar ook omdat ik meen niet alleen een boek te kunnen schrijven dat de lezer meesleept, maar dat ook ergens over gaat.”
Je kunt het boek ook lezen als een liefdesverhaal, waarin de keuzes van Anatoli worden bepaald door zijn liefde voor operazangeres Zita. Hoe bedenk je zo’n complex verhaal? Heb je dit van tevoren helemaal uitgedokterd?
“Ik verzin nooit iets van tevoren. Ik begon dit boek puur vanuit mijn geschoktheid, vanuit de behoefte om alles wat er gebeurt een plaats te geven. En dan is zo’n boek beginnen een sprong in het diepe. Zo heb ik bijvoorbeeld ook De rat van Amsterdam geschreven. Bij mij gaat dat organisch. In dit geval begon het met die observatie dat er zo veel Russen en Oekraïners rondliepen in Parijs. Voor de vader van Anatoli stond een Russische kerngeleerde model over wie ik in een uitzending van Argos had gehoord. Hij was in de Koude Oorlog voor de liefde naar Nederland gekomen, maar kwam hier vervolgens niet meer aan de slag. Dat tekende de man, maar ook zijn zoon Tolja. Daar begint het mee. Aanvankelijk weet ik nog bijna niks, maar al snel zet ik mezelf vast. Als je een huis begint te bouwen, zet je eerst muren neer en daarmee bepaal je de omvang. Dan maak je een deuropening en weet je: je kunt alleen hier nog door naar binnen. Zo metsel je jezelf in een roman vast. Het krijgt een eigen logica. Als het goed is, beginnen de personages dan ook hun eigen wil te tonen. Daar heb ik dan niks meer over te vertellen. Het is ook voor mij elke dag spannend hoe het verdergaat.”
Anatoli loopt in Parijs rond met een klein, doof katje dat hij gered heeft uit de oorlog. Hij noemt het Céline, omdat Anatoli in een boekwinkel een onbekend werkje van die Franse schrijver ziet liggen: Oorlog. Hoe belangrijk is de schrijver Céline voor jou?
“Dat boekje kocht ik destijds zelf in Parijs. Het is een onafgemaakt manuscript dat nog maar kortgeleden uit de nalatenschap van zijn weduwe tevoorschijn is gekomen. Het gaat over de Eerste Wereldoorlog die Céline meemaakte. Inmiddels zijn we meer dan honderd jaar verder en hebben we het weer over meer dan een miljoen doden. Jongens, vrouwen trouwens ook, die allemaal ooit in een McDonald’s hebben gezeten, sneuvelen alsof het 1915 is.”
Op een gegeven moment komt Anatoli een man tegen die zijn honden Flaubert en Maupassant noemt. Is dit, naast het katje Céline, jouw manier om de Franse schrijvers te eren?
“Naast andere grote schrijvers, zoals Philip Roth, Lev Tolstoj, Isaak Babel. Ik lees graag Madame Bovary omdat het boek iets vertelt over de tijd waarin het is geschreven. Ik heb altijd gelijk van W.F. Hermans zegt iets over de jaren vijftig in Nederland. Juist door de tijdgeest te beschrijven, worden goede boeken tijdloos. Ik wil het soort schrijver zijn dat uitspraken doet over zijn tijd. Die boeken schrijft waarin hij de wereld oproept waarin hij leeft en daar een gordijn voor kan wegtrekken. Of er juist overheen kan gooien.”
Sinds jij en je vrouw moesten vluchten uit Sint-Petersburg, ben je niet meer in jullie huis in de Tsjaikovskistraat geweest. Heb je heimwee?
“Twee maanden nadat de oorlog uitbrak, ben ik even terug geweest om wat praktische dingen te regelen, daarna niet meer. Ja, ik heb een enorme heimwee. Onze spullen staan er, onze boeken. De stoel van mijn moeder, de blaasbalg van mijn oudtante uit Enkhuizen… alle dingen die een mensenleven ook een mensenleven maken. Of ik er ooit zal terugkeren? We leven in zo’n krankzinnige wereld. Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie heerste in Rusland niet het communisme, noch het kapitalisme, maar het surrealisme. Datzelfde surrealisme komt nu in de hele wereld aan de macht. Met Trump in Amerika, Poetin in Rusland, Orbán in Hongarije en Wilders in ons eigen land. Anatoli verbaast zich erover dat al die mensen in Parijs denken dat oorlog iets is wat hen niet kan overkomen. Dat oorlog iets van ver weg is. Maar ik heb zelf meegemaakt dat die helemaal niet ver weg is. We leven in een gevaarlijke tijd. We houden ons allemaal bezig met vragen die Tolstoj in zijn boeken centraal stelde: wat te doen en hoe te leven? Uiteindelijk worden we elke dag als mens voor kleine en voor grote vraagstukken gesteld. Maar als de situatie omslaat, moet je je die vragen weer opnieuw stellen. En dan komen er wellicht heel andere antwoorden. Voorlopig zal ik die blaasbalg van mijn oudtante niet terugzien, ben ik bang.”